Het wonder van de olie

Zowel in het Oude als het Nieuwe Testament is olie een symbool van de Heilige Geest. Deze Geest is niet zomaar een kracht, gevoel of emotie. Hij is een Goddelijke Persoon, even reëel als de Vader en de Zoon (Matth. 28:19, 2 Kor. 13:13).
Op de eerste bladzijde van de Bijbel lezen wij, dat Gods Geest op de wateren zweefde voordat God Zijn Woord uitzond en de duisternis verbrak met een majesteitelijk: “Daar zij licht! En daar werd licht.” (Gen. 1:2,3).

Zo zweeft Gods Geest tot op de huidige dag boven de volkerenzee om de mensen te overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel, opdat zij de toevlucht tot Jezus Christus zullen nemen (Joh. 16:8).
Gedurende meer dan vijftien eeuwen is Gods Geest ook bezig geweest met een zeer bijzonder werk, het samenstellen van een bibliotheek: onze Bijbel.
De Bijbel bestaat uit 66 verschillende delen. Deze boeken, brieven, reisverhalen en gedichtenbundels zijn onderverdeeld in 1189 hoofdstukken. En de namen van mannen en vrouwen, die in de Bijbel voorkomen, vormen een wonderlijke mengelmoes, afkomstig uit de meest uiteenlopende bevolkingslagen en verschillende achtergronden.
David was een schaapsherder, koning, dichter en krijgsman (1 Sam. 16:11,13, 1 Kron. 28:3 en Luk. 21:42). Lukas was een medicijnmeester (Kol. 4:14). Daniël een buitengewoon begaafd staatsman (Dan. 1:5). Amos een schapenfokker (Am. 1:1). Nehemía een wijnproever en schenker aan het hof (Neh. 1:11).
Matthéüs een tollenaar (Matth. 9:9, Luk. 5:27). Paulus was een Farizeeër (Hand. 23:6). Mozes een aan het Egyptische hof opgeleide volksleider (Éx. 2:10, Éx. 3:10, Éx. 33:15 en Deut. 34:10). En Simon Petrus een eenvoudige Galilése visser (Matth. 4:18).

Zelfs de meest verstokte godloochenaar zal niet durven beweren, dat deze mannen gedurende de vele jaren, waarin de Bijbel ontstond, met elkaar overleg konden plegen. Maar toch loopt er door al die verschillende Bijbelboeken één lijn. Alles is gericht op één persoon: Jezus Christus.
God spreekt door deze bibliotheek, omdat Zijn Geest al die verschillende schrijvers leidde en inspireerde. Daarom is de Bijbel anders dan alle andere boeken. Ook de mooiste roman en het interessantste reisverhaal gaat vervelen als men het een paar maal heeft gelezen. Maar de Bijbel verveelt nooit.
Hoe vaker men dit Boek leest, des te rijker wordt het. Want God spreekt door dit Boek. Geïnspireerd door Zijn Geest.

Arme weduwe

In het vierde hoofdstuk van het tweede boek Koningen treffen wij een weduwe aan, die er buitengewoon ongelukkig aan toe was. Toch kan zij, door alle narigheid die zij moest meemaken, ons de weg wijzen naar de Heilige Geest en naar zijn volheid. Het was voor die weduwe al moeilijk genoeg dat zij haar man had verloren. Maar nu was er tot overmaat van ramp een schuldeiser komen opdagen, die, geheel in strijd met de wet van Mozes, haar beide jongens als slaven wilde weghalen.

Proberen we ons vooral even te verplaatsen in de nood van deze arme weduwe. Waarom moest nu juist haar man sterven? Haar man was een profeet geweest, een dienaar van de levende God. Maar evengoed liet God het toe dat die schuldeiser straks haar beide jongens als slaven zou wegslepen. O, waarom moest haar dit nu óók nog overkomen? Kunnen we ons voorstellen dat het die arme weduwe duizelde van de onbeantwoorde “waarom vragen”? Zij kende echter de goddelijke belofte: “En roept Mij aan in den dag der benauwdheid; Ik zal er u uithelpen, en gij zult Mij eren.” (Ps. 50:15).

Want in plaats van te blijven jammeren, ging zij naar Eliza, de profeet. Zij riep zijn hulp in met de woorden: “Uw knecht, mijn man, is gestorven, en gij weet, dat uw knecht de HEERE was vrezende; nu is de schuldheer gekomen, om mijn beide kinderen voor zich tot knechten te nemen.” (2 Kon. 4:1). In meer dan één opzicht is Eliza een type van Christus. Wanneer wij het voorbeeld van die weduwe volgen, zal de Heer hetzelfde tot ons zeggen als Eliza tegen die bedroefde weduwe zei: “Wat zal ik u doen?”

Voor het geval dat wij ons misschien niet zo gemakkelijk zouden kunnen indenken in de noodsituatie van deze weduwe, dienen we ons eens af te vragen of wij zelf wellicht óók schulden hebben. Nee, niet bij de bakker, de slager of de bank. Er is nog een ander soort schulden, die wij zelf bij ons het beste kunnen ontdekken. Wij schieten in vele dingen schromelijk tekort: in lof en dank, in eer en aanbidding. We kloppen o zo graag bij God aan om iets van Hem te ontvangen; vrede, blijdschap, voorspoed en gezondheid. Te veel om op te noemen. Wanneer wij in het licht van de Heilige Geest door onszelf ontdekt worden, dan zien we steeds méér schulden. Toch mogen we ons daarop nooit blindstaren. We moeten ze heel eenvoudig bij de Heer brengen en daar laten. Want indien wij onze zonden belijden, (écht belijden), dan is Hij getrouw en rechtvaardig. Hij zal onze zonden vergeven en ons reinigen van alle ongerechtigheid (1 Joh.1:9).

Kruikje olie

Toen die weduwe bij Eliza aanklopte informeerde hij niet eens hoe groot haar schuld was. Hij vroeg, heel merkwaardig, niet hoeveel zij “te kort” kwam, maar hoeveel zij nog bezat; “Geef mij te kennen, wat gij in het huis hebt. En zij zeide: Uw dienstmaagd heeft niet met al in het huis, dan een kruik met olie.” (2 Kon. 4:2).
Die arme vrouw was dusdanig geïntimideerd door haar vele schulden en de brutale dreigementen van die schuldeiser, dat ze bijna vergat dat ze nog een klein kruikje olie in huis had. Gaat het zo ook niet met veel christenen?
Ze zijn zo druk -zowel persoonlijk en als kerken- bezig met aardse overdenkingen, schulden, dogma’s en eigen zienswijze in geloof, dat ze helemaal vergeten dat de Heilige Geest er óók nog is. De olie van die weduwe is namelijk een symbool van de Heilige Geest. Zoals God in het leven van de weduwe olie gebruikte om in haar noden te voorzien, zo wil Hij door Zijn Heilig Geest een oplossing geven voor al onze problemen, ons in waarheid leiden (Joh.16:13).

Het is niet belangrijk of u een klein kruikje dan wel een grote fles hebt. De hoofdzaak is dat u het niet doelloos op de keukenplank laat staan, maar er mee gaat werken. De talenten die God ons heeft toevertrouwd, mogen wij nooit zomaar ergens opbergen. Het advies dat Eliza aan die weduwe gaf, was wel heel vreemdsoortig: “Ga, eis voor u vaten van buiten, van al uw naburen ledige vaten; maak er niet weinig te hebben.” (2 Kon. 4:3).

Die vrouw snapte er natuurlijk niets van. Maar zij gehoorzaamde. Gemakkelijk zal dat beslist niet geweest zijn. Zij moest bij haar buurvrouw aankloppen en lege vaten aan haar vragen. Dacht u dat zo’n buurvrouw die zonder enig navraag zou hebben gegeven? Natuurlijk niet. In die tijd was men immers net zo nieuwsgierig als tegenwoordig; “Maar buurvrouw”, horen we haar zeggen, “waarvoor heb je die vaten allemaal nodig?”
Op dat moment moest de weduwe wel getuigen, of ze wilde of niet. “Ja, zie je buurvrouw, ik zit tot over m n oren in de schulden. Maar ik heb thuis een klein kruikje met olie en daarom vraag ik nu overal in de buurt lege vaten, kannen, kruiken en emmers te leen. Als ik er straks een flink stel heb, ga ik die allemaal volgieten vanuit een kruikje. Want Eliza heeft gezegd dat dit zal gebeuren en ik geloof het vast en zeker!”

Kennen we uit eigen ervaring die meewarige blik, waarmee de mensen iemand kunnen aankijken, die getuigt van zijn geloof? “Ach wat zielig”, hoor je ze dan denken, “de stakker heeft beslist last van godsdienstwaanzin.” Zo’n meewarige blik kan echt pijn doen. Veel erger dan een flinke dreun. De weduwe liet zich echter door niets en niemand weerhouden. Overal klopte zij aan om vol vrijmoedigheid lege vaten te vragen. En ieder die ernaar informeerde, kreeg haar wonderlijk verhaal te horen.

De eerste keer vond ze dat getuigen erg moeilijk, maar het ging haar steeds beter af. Haar beide jongens hadden flink geholpen en tenslotte stond het hele huis vol leg vaten. Op dat moment deed de weduwe haar deur op slot, want dat had Eliza er nadrukkelijk bij gezegd: “En sluit de deur voor u en voor uw zonen toe; daarna giet in al die vaten, en zet weg, dat vol is.” (2 Kon. 4:4). Naar alle waarschijnlijkheid had zij anders een aantal buren uitgenodigd om het wonder van nabij mee te maken. Maar nee, dát mocht niet. Die buren geloofden er waarschijnlijk toch niets van, en bovendien mocht het geen sensatie of wondershow worden.

Stille tijd

In Matthéüs 6:6 geeft de Here Jezus ons een soortgelijk bevel. Wanneer wij bidden, wil de Heer dat wij de deur achter ons dicht doen: “Maar gij, wanneer gij bidt, gaat in uw binnenkamer, en uw deur gesloten hebbende, bidt uw Vader, Die in het verborgen is; en uw Vader, Die in het verborgen ziet, zal het u in het openbaar vergelden.” Op die manier zonderen wij ons van de wereld af, om alleen te zijn met God. Hebt u er ook wel eens moeite mee om die deur dicht te krijgen? Op alle mogelijke manieren tracht de duivel te verhinderen, dat wij tijd nemen om stil te zijn voor God. Die stille tijd schijnt wel heel erg belangrijk te zijn.
De Here Jezus zocht ook de stilte op om met Zijn Vader te spreken.

De weduwe volgt de opdracht van Eliza op. Zodra de deur gesloten was, kon het geloofsavontuur beginnen. Wat zullen die jongens gekeken hebben toen hun moeder het oliekruikje in de hand nam. Zeer waarschijnlijk is die weduwe met bevende hand begonnen te gieten. Zij zal ook beslist niet meteen de grootste emmer hebben uitgekozen. Máár… de olie bleef doorstromen; het ene vat na het andere werd gevuld, en toen beefde de hand van de weduwe niet meer. Want geloof wordt -net als die olie- vermeerderd door het gebruik. “Breng mij nog een vat aan”, zei de vrouw op een gegeven ogenblik tegen één van haar jongens. Maar hij zei tot haar: “Er is geen vat meer.”
Toen hield de olie op te stromen (2 Kon.4:6).

Die weduwe is zowel een type van de afzonderlijke gelovige als van de kerk in haar geheel. Want schulden zijn er volop, zowel persoonlijk als gemeentelijk. We moeten die schulden bij onszelf willen zien en erkennen om die ootmoedig te belijden voor God. En wanneer wij dan dat vergeten kruikje olie tevoorschijn halen en het gaan hanteren, zal de olie vloeien tot er geen leeg vat meer is. We zullen onszelf eerst moeten ontledigen. Ons hart niet toesluiten, maar openstellen, opdat de Heilige Geest ons kan vullen en vervullen met Zijn Kracht. In het verhaal van de weduwe zien wij duidelijk dat de olie niet slechts gebruikt werd om de schulden te delgen en haar jongens voor slavernij te bewaren. Zij mocht voortaan van de opbrengst van die olie leven, samen met haar jongens. Want Eliza zegt na afloop van het geloofsavontuur tegen haar: “Ga heen, verkoop de olie en betaal uw schuldheer; gij dan met uw zonen, leef bij het overige.” (2 Kon. 4:7).

Maranatha-verlangen

Er zijn vele christenen die tevreden zijn zolang het kruikje olie veilig op de keukenplank staat. “Wij hebben immers de Heilige Geest ontvangen” zo zeggen vele christenen. “De Trooster is gekomen en wij hebben Hem ontvangen”. Zeker, Hij is aanwezig. Zij hebben nog gelijk ook.

Het kruikje olie stond inderdaad bij die weduwe op de keukenplank. Maar het stond op non-actief. Wanneer die vrouw niet met de moed des geloofs (of was het met de moed der wanhoop?) was gaan schenken, dan zou de schuldeiser haar beide jongens als slaven hebben verkocht en zelf zou zij van ellende zijn gestorven.

In de bekende gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden, spreekt de Here Jezus ook over olie (Matth. 25:1-13). Uiterlijk leken die tien maagden precies op elkaar. Maar, toen midden in de nacht (wanneer wij het niet meer zien zitten, niet meer vervuld zijn van de Heilige Geest), een geroep klonk: “Ziet, de Bruidegom komt, gaat uit Hem tegemoet!” (Matth. 25:6).
Toen bleek onmiddellijk wie de wijze en wie de dwaze maagden waren; de wijze maagden hadden olie bij zich, de dwazen niet.

Het middernachtelijk uur nadert met rasse schreden, en dáárom is het zo enorm belangrijk dat wij olie hebben, dat de Heilige Geest ons leven beheerst, alle dagen, bij elke omstandigheid. Het is niet voldoende om alleen te geloven in de wederkomst van de Heer. Dát geloofden de dwaze maagden ook, want zij waren Hem zelfs tegemoet gegaan. Met een “Maranatha-verlangen” alléén, komen we er niet. We hebben olie nodig. En die olie is er. God heeft ons zó lief, dat Hij niet slechts Zijn Zoon heeft gegeven, maar ook Zijn Geest. Hij heeft de hele hemel leeggeschonken. Het vloeit uit Gods liefde tot ons neer. Hoe keert het tot Hem weer?

“Wordt vervuld met den Geest”, zo luidt het Bijbelse bevel (Éf. 5:18). Die vervulling komt ons niet zomaar aanwaaien. Het is een Kracht, Die ons hart vervuld wanneer wij in geloof, in gebed en in verlangen er naar uitzien en het van God mogen ontvangen en toelaten (Joh. 14:15-29).
Wij dienen er ons naar uit te strekken om Hem te ontvangen! (Hand. 19:6).

Schrijf u in om berichten in uw emailbox te ontvangen

Door op 'Inschrijven' te klikken gaat u akkoord met de Privacyverklaring.