1 Johannes 2:5: “Maar zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden.”
Het streven naar volmaking is vrij algemeen. Wij merken dat op, zowel bij gelovigen als ongelovigen. Deze volmaking wordt niet altijd op de juiste manier gezocht want zowel de gelovige als de ongelovige zoekt dit meestal in eigen werk en bekwaamheid.
Bij vele gelovigen zien wij dat, wanneer zij zien dat hun eigen werken hen verder afvoert van de volmaking in plaats van dichterbij brengt, dat zij zich verschuilen of verontschuldigen met: “ieder mens heeft zijn zwakheid”, of, “niemand is volmaakt”, of “alles is nog ten dele”.
Immers, apostel Paulus sprak ook dat hij nog niet volmaakt was. Fil. 3:12. Dat alles slechts ten dele is, dat weten wij maar tóch is er één ding dat niet ten dele hoeft te zijn, dat is: de liefde. Alles wat ten dele is, zal teniet gedaan worden, maar de liefde blijft. 1 Kor. 13.
Sprekende en denkende over volmaking, komt er inderdaad bij ons een gevoel van onmogelijkheid op. Dit komt, omdat wij de volmaking die te bereiken is, niet goed begrijpen. De Here Jezus leerde de volmaking in Matthéüs 5:48; 19:21; Lukas 6:40 en Johannes 17:23.
De Heer zal ons toch niet iets leren wat door de mensen niet te bereiken is? Apostel Paulus spreekt tegen de kinderen Gods, als tot ‘volmaakten’ (zie 1 Korinthe 2:6; Filippensen 3:15 en Kollossensen 2:10).
En apostel Johannes leert ons in 1 Johannes 2:5 waarin de mens volmaakt kan zijn, namelijk in de liefde. De Heer leerde dat, met Zijn komst op aarde, de vervulling of het einde der wet gekomen was. Hij was de geopenbaarde liefde Gods, die, om zondaren zalig te maken, de toorn en de gerechtigheid Gods onderging in het menselijk vlees.
De Heer leerde, hoe de gehele wet samengevat moest worden in de twee geboden: God lief te hebben bóven alles en onze naaste als onszelf. Die naasten zijn niet alleen onze broeders en zusters, maar óók de vijanden! Dit onderwerp wordt door de Heer besproken zoals wij kunnen lezen in Matthéüs 5:43-48.
Zó lief te hebben, gelijk de Heer het ons leert, dát is “volmaakt zijn in de liefde”. De Heer vergelijkt die volmaaktheid zelfs met de volmaaktheid des Vaders die in de hemelen is.
Om volmaakt te worden vermaande de Heer de rijke jongeling om alles, waaraan zijn hart met liefde hing, te verkopen, Matthéüs 19:21. De Heer heeft óók gezegd, dat niemand twéé heren kan dienen; de rijke jongeling wilde dit en ging vervolgens bedroefd weg.
Apostel Paulus spreekt tot de gemeente als tot volmaakten, hij was zeer verblijd dat de gemeente te Éfeze het zeer ver gebracht had in de zelfverloochening en dat zij de Heer diende door de liefde tot al de heiligen, Éfeze 1:15,16.
En, Paulus leert ons in 1 Korinthe 13 dat van alle gaven de liefde het meeste is. Al hadden wij de gave van profetie, zo zegt hij, en al wisten wij al de verborgenheden en wetenschap; al hadden wij de gave des geloofs zodat wij bergen verzetten en hadden de liefde niet, dan zou het ons geen winst geven.
Ja, al ware het, dat wij onze lichamen overgaven om verbrand te worden om ons geloofs wille, of dat wij al onze goederen aan de armen uitdeelden en hadden de liefde niet, dan zou het ons geen nuttigheid geven want wij waren slechts een luidende schel of klinkend metaal gelijk.
Apostel Johannes leert in 1 Johannes 4:16: “God is liefde, en die in de liefde blijft, blijft in God, en God in hem”. Het kenmerk van onze liefde tot God is dus, dat wij elkander liefhebben (vers 12), en dan is Zijn liefde in ons volmaakt.
Dit kenmerk heeft de Heer Jezus reeds eerder geleerd want Hij sprak in Johannes 13:35 tot Zijn discipelen, en dus ook tot ons: “Hieraan zullen zij allen bekennen dat gij Mijn discipelen zijt, zo gij liefde hebt onder elkander”.
Hóe verkrijgen wij nu die liefde? Eenieder mens heeft lief; wanneer iemand om des Heren wil zijn lichaam overgeeft om verbrand te worden, of al zijn goederen uitdeelt aan de armen, dán heeft hij, zouden wij zeggen, toch wel lief.
Maar, apostel Paulus bedoelt: wanneer hij dit doet om hierdoor wat te doen voor de Heer, alleen in de daad, zonder de liefde, dan is dat de wáre liefde niet want dan heeft hij zichzélf lief!
De liefde die blijft, die gaat van de Here God uit! Apostel Johannes zegt in 1 Johannes 4:19: “Wij hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst liefgehad heeft.” Die liefde begon bij ons, toen wij onszelf als zondaren leerden kennen, als zwakke mensen die, bezield met de beste voornemens, niet in staat zijn om iets goeds te kunnen doen: namelijk, dat goede dat wat bij God goed is.
Toen leerden wij verstaan, welk een grote liefde God tot ons heeft om Zijn eigen Zoon over te geven om Zijn gerechtigheid voor ons te voldoen. En, met de Heilige Geest vervuld, leren wij dóór dien Geest, dat wij kinderen van God zijn; dat Hij onze Vader is.
Door de Heiligen Geest is ook de liefde sterker, ja, anders geworden dan toen wij eerst geloofd hebben. De Verlosser is ons een Bruidegom geworden.
Zijn stem te horen; Zijn verborgen omgang met Zijn gemeente en met de ziel in het bijzonder, is een liefde die de dochteren Jeruzalems doet vragen: “Wat is uw liefste meer, dan een ander liefste?” Hooglied 5:9. Deze liefde ging het eerst uit van de Bruidegom.
Met een voorbeeld, genomen uit het leven, is dit duidelijk te maken. Wanneer een jonge man een meisje vraagt, dan moet de liefde dikwijls nog groeien, de liefde is dan nog pril, maar door de omgang met elkaar en het ontvangen van elkaars liefde wordt de liefde in beider harten gekweekt.
Op déze wijze zoekt de Heer de ziel op en Zijn liefde heeft een overweldigende invloed op haar. “Maar, zo wie Zijn Woord bewaart, in dien is waarlijk de liefde Gods volmaakt geworden”, zegt Johannes. 1 Joh. 2:5.
Hóe zouden wij de Heer ánders kennen dan door Zijn Woord? 2 Timóthëus 3:16,17 zegt ons: “Al de Schrift is van God ingegeven, en is nuttig tot lering, tot wederlegging, tot verbetering, tot onderwijzing, die in de rechtvaardigheid is; Opdat de mens Gods volmaakt zij, tot alle goed werk volmaaktelijk toegerust.”
Dit Woord aldus te bewaren, is hier de roeping en de plicht om te komen tot de liefde. Dat Woord Gods vormt de grondslag om erop te bouwen; dat Woord leert ons hóe de Heer gediend wil worden; door dat Woord verstaan wij dat de Heer Zijn Kerk ordende en dienaren gaf, geroepen door de Heilige Geest.
De Heer gaf een viervoudige bediening tot volmaking der heiligen. Éfeze 4:11,12. In deze zending Gods liefde te zien, is voor zondaren niet moeilijk, want door haar ontvangen zij de verzekering dat hun beleden zonden zijn vergeven omdat de Heer aan hun het ambt der verzoening gaf (Johannes 20:21-23; 2 Korinthe 5:18-20).
De Heer heeft het zó gemaakt, dat wij, vanwege Zijn grote liefde tot ons, Hem moeten liefhebben; de liefde dringt ons om Hem altijd te zoeken en naar Hem te verlangen, en, daarom roept de bruid dag en nacht: “Kom, Here Jezus!” De liefde vergaat nimmermeer, en, dit is een troost in dit vergankelijke leven waarin wij alles zien vergaan.
God is getrouw; Zijn liefde duurt tot in eeuwigheid.
Eindelijk zal Hij Zijn geliefde Zoon zenden om Zijn bruid op te nemen in heerlijkheid.
“De liefde is sterk als de dood; de ijver is hard als het graf; haar kolen zijn vurige kolen, vlammen des Heeren. Vele wateren zouden deze liefde niet kunnen uitblussen; ja, de rivieren zouden ze niet verdrinken; al gaf iemand al het goed van zijn huis voor deze liefde, men zou hem ten enenmale verachten.” Hooglied 8:6,7.
“Volmaakt zijn in de liefde” is te bereiken, maar nooit in eigen kracht. Zoals wij hierboven reeds schreven, gaat die liefde van God uit. Wij moeten dus naar Hém toe; wij komen veel te kort in de liefde, maar Hij wil helpen. Wij hebben soms onszelf veel te lief, maar Hij wil helpen om onszelf te verloochenen.
Wij kennen Hem nog niet, zoals Hij ons kent, en ach, hoe menigmaal doen wij voor Hem niet open als Hij komt en klopt om binnengelaten te worden. Hooglied 5:2-8.
Dat wij toch onszelf kennen, en stil en ootmoedig Hem blijven verwachten.
Helpen wij elkander dan om lief te hebben!